Doel

Leren programmeren met Java.

Java Technology applicaties maken:

• Java applicatie laden en uitvoeren
• aanvullende bronnen
• samenstelling van een Java applicatie
• Custom Class maken
• Static en Dynamic Views van een Java applicatie.

De Java programmeertaal:

• variabelen en literals
• operatoren
• uitdrukkingen, statements en blokken
• programmaverloop statements.

Object-georiënteerd programmeren:

• objecten, boodschappen, klassen
• overerving en klasse-hiërarchie
• interface
• meervormigheid (polymorfisme)
• hergebruik van code via overerving en compositie.

Array - reeksen:

• reeksen maken en gebruiken
• For-each lus
• reeksen van objecten en reeksen van reeksen.

Klassen definiëren:

• klassedeclaratie en omschrijving (body)
• overerving
• final klassen en methoden
• abstracte klassen
• superklasse object
• polymorfisme
• associaties tussen objecten.

Interfaces:

• interfaces versus meervoudige overerving
• interface definiëren en implementeren in een klasse
• interface als datatype.

Geneste en anonieme klassen:

• gewone geneste klassen (inner classes)
• lokale geneste klassen (local inner classes)
• anonieme geneste klassen (anonymous inner classes)
• static geneste klassen (static nested classes).

Het opsommingstype - enumeration:

• definitie van het opsommingstype
• eigenschappen, methoden en constructors.

Exception handling:

• exceptions afhandelen, veroorzaken en opvangen
• exceptions generereren
• soorten exceptions
• zelf exception-klassen maken.

Assertions:

• assertions in de code gebruiken
• assertions bij uitvoering activeren
• compatibiliteit met eerdere versies.

Javadoc:

• Javadoc tags
• Javadoc tool.

Grafische applicaties in Java:

• De klassehiërarchie van Swing
• Layout Managers
• Event-handling
• dialoogvensters.

Generics en collections:

• generic classes
• arrays en generics
• het Collections Framework
• collection interface en implementerende klassen
• map interface en implementerende klassen
• sorteren van verzamelingen.

Lezen en schrijven (I/O):

• de File-klasse
• Streams en Stream-klassen
• random access files
• Object Serialization
• gegevens formatteren met de klasse Formatter
• Console I/O and File I/O.

Multi-Tier Applications implementeren met networking:

• networking
• minimale TCP/IP Server en Client.

Systeembronnen gebruiken:

• de System klasse
• het Runtime object
• de ProcessBuilder.

Multithreading:

• multiprocessing en multithreading
• de levenscyclus van threads
• prioriteiten van threads
• thread states
• synchronisatie van threads (monitoring)
• de Timer-klasse en de TimerTask-klasse.

Java Archive-bestanden (JAR):

• basisprincipes van JAR
• JAR-bestanden als applicaties gebruiken.